Deze zombieklassieker begint wat rommelig. We bevinden ons in een tv studio waar geruzied wordt over de aanpak van een niet nader genoemde nationale crisis, er is een omsingeling door mannen met wapens van onduidelijke herkomst (Guerillastrijders? Leger? Politie?) en uiteindelijk een inval waarbij opeens in verschillende ruimtes zombies worden aangetroffen. Een viertal ontkomt aan de chaos en gaat per helikopter op zoek naar een veiligere plek. Door gebrek aan brandstof landen ze op een groot winkelcentrum dat al in de greep is van een groot aantal bloeddorstige ondoden. De zombies in deze film zijn echter niet echt eng, ze lopen wat verdwaasd rond, getriggerd door een oude gewoonte winkels en vermaak op te zoeken. Het viertal zet het op een bescheiden plunderen, verzint listen om de zombies te vlug af te zijn en creëert in het magazijn een gezellige woonruimte, die van alle gemakken wordt voorzien. De zombies, schuifelend door de gangen, geplakt tegen de winkelruiten, vallend als dominostenen op de roltrappen en zittend tussen de muntjes in de fonteinen, symboliseren het kapitalisme van de Amerikaanse consument. Pas als een motorbende dit walhalla ontdekt komt het viertal in gevaar, voornamelijk doordat hun eigen sluimerende bezitsdrang tot leven wordt gewekt. De film laat zien dat ondanks dat flinterdunne laagje van wat wij beschaving noemen, we nooit zullen ontkomen aan de menselijke agressie die we in ons dragen.
Reactie plaatsen
Reacties